Besluit van 13 januari 2020, houdende regels over de reikwijdte van de Wet medezeggenschap cliënten zorginstellingen 2018 en de inperking van de verplichting tot het instellen van een cliëntenraad (Besluit Wmcz 2018)

Op deze pagina leest u het definitieve besluit ten aanzien van de Algemene Maatregel van Bestuur over de Wmcz2018 waarin de reikwijdte en de inperkingen van de wet worden bepaald.

De uitzonderingen:

De volledige uitzonderingen (dus daar waar geen cliëntenraad hoeft te worden ingericht) worden duidelijk benoemd:

De wet is niet van toepassing op de volgende instellingen:

a.instellingen die onderdeel zijn van de militair geneeskundige dienst, bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel f, van de Militaire Ambtenarenwet 1931, en geen zorg verlenen waarop aanspraak bestaat ingevolge artikel 3.1.1 van de Wet langdurige zorg of ingevolge een zorgverzekering als bedoeld in artikel 1, onderdeel d, van de Zorgverzekeringswet;

b. inrichtingen als bedoeld in de Penitentiaire beginselenwet, instellingen voor de verpleging van ter beschikking gestelden als bedoeld in de Wet forensische zorg en justitiële jeugdinrichtingen als bedoeld in de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen;

c. gemeentelijke gezondheidsdiensten als bedoeld in artikel 14 van de Wet publieke gezondheid alsmede gemeenten die zelf jeugdgezondheidszorg of ouderengezondheidszorg op grond van die wet verlenen;

d. instellingen waar cliënten verblijven waarvan de zorg uitsluitend wordt bekostigd uit een persoonsgebonden budget, indien de meerderheid van de zeggenschap in het bestuur van die instelling is belegd bij de cliënten die in die instelling verblijven of hun wettelijke vertegenwoordigers of bloed- of aanverwanten;

e. instellingen die uitsluitend de volgende zorg verlenen:

1 afnemen van bloed ten behoeve van onderzoek en het verrichten van onderzoek van bloed, weefsel of andere lichaamsstoffen;

2 uitvoeren van zwangerschapsecho’s;

3 doen van bevolkingsonderzoek als bedoeld in artikel 1 van de Wet op het bevolkingsonderzoek;

4 verrichten van medische keuringen voor andere doeleinden dan het nemen van een beslissing over de vraag of, en zo ja welke, zorg moet worden verleend;

5 terhandstelling van geneesmiddelen alsmede advies en begeleiding ten behoeve van medicatiebeoordeling en verantwoord gebruik van geneesmiddelen;

6 telefonische of digitale hulpverlening;

7 verlenen van eerste hulp bij ongelukken tijdens evenementen;

8 verlenen van zorg door optometristen, orthoptisten of audiciens;

9 vervoer van een cliënt als bedoeld in de artikelen 3.1.1, eerste lid, onderdeel f, en 11.1.5 van de Wet langdurige zorg, anders dan ambulancezorg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel d, van de Tijdelijke wet ambulancezorg;

10 schoonhouden van de woonruimte van een cliënt;

11 verstrekken van eten en drinken;

12 verstrekken van kleding verband houdende met het karakter en de doelstelling van de instelling; of

13 leveren van roerende voorzieningen of mobiliteitshulpmiddelen als bedoeld in artikel 3.1.1, eerste lid, onderdeel a, onder 3°, onderscheidenlijk onderdeel e, van de Wet langdurige zorg.

De inperkingen:

De inperkingen (dus daar waar minder snel een cliëntenraad hoeft te worden opgericht, bijvoorbeeld in de Eerstelijnsgezondheidszorg) zijn minder eenvoudig en soms discutabel:

Op grond van artikel 3, eerste lid, onderdeel b, van de Wmcz 2018 geldt voor ambulante instellingen een hogere drempel voor het verplicht instellen van een cliëntenraad (te weten: als in de regel meer dan vijfentwintig natuurlijke personen zorg verlenen, in plaats van meer dan tien) indien zij bij amvb aangewezen zorg verlenen. In artikel 3 van deze amvb wordt ter uitvoering hiervan zorg aangewezen.

Door álle -door zodanige ambulante instellingen te verlenen – zorg, met uitzondering van een beperkt aantal zorgvormen, aan te wijzen, wordt bewerkstelligd dat de hogere drempel geldt voor het merendeel van de zorg die in de praktijk vaak worden aangeduid als eerstelijnszorg alsmede voor zorg die wat impact op de cliënt betreft vergelijkbaar is met die eerstelijnszorg. Het gaat hierbij onder meer om instellingen als huisartspraktijken, verloskundige praktijken, kraamzorginstellingen, consultatiebureaus, fysiotherapiepraktijken, chiropractiepraktijken, audiologische centra, tandartspraktijken en praktijken van andere mondzorgverleners zoals mondhygiënisten, orthodontisten en tandprothetici.

Een uitzondering is gemaakt voor zorg door medische specialisten en voor persoonlijke verzorging, begeleiding en/of verpleging; als een ambulante instelling zodanige zorg verleent, is derhalve toch de lagere drempel van meer dan tien personen die zorg verlenen, van toepassing:

Wat betreft de (ambulant verleende) persoonlijke verzorging, begeleiding en/of verpleging wordt het volgende opgemerkt. Het gaat hierbij om vormen van zorg die weliswaar door een ambulante instelling worden geleverd, maar waarbij hun cliënten in het algemeen flinke beperkingen hebben in hun dagelijks functioneren en de zorg een grote impact heeft op het dagelijks leven van de cliënten vanwege hun afhankelijkheid en zorgbehoefte. Hierbij is aandacht voor de mogelijkheden van het voeren van eigen regie door de cliënt belangrijk. Bij deze instellingen is in het algemeen dus sprake van groepen zeer kwetsbare cliënten. Voor die vormen van zorg is de drempel van meer dan tien personen die zorg verlenen meer aangewezen.

Bij zorg die door medisch specialisten wordt geleverd, is in het algemeen sprake van een grotere kennisachterstand van de patiënt, heeft de behandeling vaak een grotere impact en zijn de risico’s van gezondheidsschade naar verhouding groter dan in de eerstelijnszorg. Deze aspecten tezamen impliceren dat de afhankelijkheid van de cliënt van de zorgverleners bij medische specialisten in het algemeen groter is en dat de lagere drempel van meer dan tien personen die zorg verlenen meer aangewezen is.

In het bijzonder voor de geestelijke gezondheidszorg betekent dit dat indien een ambulante instelling geestelijke gezondheidszorg verleent door onder meer een psychiater, die instelling verplicht is een cliëntenraad in te stellen als bij de instelling in de regel meer dan tien personen zorg verlenen, terwijl bijvoorbeeld een psychologenpraktijk waarbij geen psychiater is betrokken, pas verplicht is een cliëntenraad in te stellen als bij die praktijk meer dan vijfentwintig personen zorg verlenen. De reden hiervoor is dat verwacht mag worden dat een instelling waaraan één of meer psychiaters (al dan niet op parttime-basis) zijn verbonden vaker te maken zal hebben met zwaardere en risicovollere psychische problematiek.

Lees hier alles over het Advies en het definitieve besluit van de Raad van State over de reikwijdte en de inperkingen van de Wmcz2018

 

 

 

 

Vergelijkbare berichten

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *